Titaantjesbrug, brug 196 in het Javaplantsoen naar het Flevopark.







Deze brug is genoemd naar de novelle Titaantjes uit 1915 van de Amsterdamse schrijver
Nescio, het pseudoniem van Jan Hendrik Frederik Grönloh (1882 -1961).



Dit beeld is te vinden in het Oosterpark en het is in 1971 gemaakt door Hans Bayens (1924 - 2003).
Van links naar rechts staan afgebeeld de Titaantjes Bavink, Hoyer en Koekebakker.
De openingsregels van deze novelle luiden in de woorden van Koekebakker als volgt:

Jongens waren we, maar aardige jongens. Al zeg ik 't zelf. We zijn nu veel wijzer,
stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is. Wat hebben we al niet
willen opknappen. We, dat waren wij met z'n vijven. (...)
Ik ben nu geen held meer. Je weet niet hoe je de mensen nog eens noodig
kunt hebben. En Hoyer vindt ook dat je geen aanstoot moet geven.
Van Bekker zie of hoor je niets meer. En Kees Ploeger praat van die rare kerels,
die m'op den slechten weg brachten.Maar toen waren we in de dagen
onzer dwaasheid, de uitverkorenen Gods, ja God zelf.

Deze brug heeft ook nog twee zijbruggetjes, die leiden naar
het linker- en rechterdeel van de voormalige Joodse begraafplaats.
Het Hekkepoortje bij deze brug diende van 1771 tot 1938 als toegangspoort voor de Muiderpoort.
Bij deze poort kreeg Napoleon bij zijn intocht in 1811 de sleutels van de stad Amsterdam aangeboden.


Klik hier voor een wikipedia artikel over deze brug.